Mijn moeders instincten zijn verre van altruïstisch. Zij verzorgt vanuit soortbehoud. Net zoals dieren die hun jongen verzorgen. Alleen vanuit het perspectief van het hulpeloze kind is dat allemaal irrelevant. Het zenuwstelsel van de kleine neemt zorg waar en associeert dat met moeder en later met concepten als liefde. Intuïtieve zorg voor het nageslacht heeft geen conceptuele intentie. Manipuleert niet. Er is geen concept moederliefde, of hoe iets moet gebeuren volgens verkregen kennis. Intuïtieve zorg is verbonden in zintuigen en gezonde emotionele reacties op het nageslacht en anderen. De zorg is totaal, gericht op 1 ding, het gezond zelfstandig worden van het kind, de voortzetting van de soort. Dit is nog het geval bij de Bonobo’s, apen die genetisch het dichts bij de mens staan.
Als kind ervaar ik onvoorwaardelijke onbaatzuchtigheid, eten, warmte, onderdak, steun en bescherming, zonder er iets voor terug te hoeven doen. Als het kind langere tijd in deze sfeer van schijnbare altruïstische liefde kan blijven, dan zal ik geïndoctrineerd zijn met altruïstische liefde en mij overeenkomstig gedragen.
ALs deze onbaatzuchtig overkomende zorg ruw verstoord wordt dan zal ik hierin een wond ervaren. een abrupt einde van een paradijslijk gevoel van onbaatzuchtigheid. Plotseling zal ik (om te overleven) iets moeten doen om mijn zorg zeker te stellen. Ziehier de basis van manipulatieve patronen ontwikkeld in de kindertijd. En jong geleerd is oud gedaan.
En door het verlies van onze intuïtieve neutrale wereld beleving is het verzorgen van ons nageslacht gecorrumpeerd, bevelkt met denken, met concepten die geen recht doen aan de zorg zoals het in het nu zintuiglijk verbonden plaatsvond.
Liefde an zich heeft geen mening, geen richting, geen intentie, geen doel, geen concept; liefde is een originele intuïtie, zoals het zich uit in de ongefilterde emotie van ‘tenderness‘. ALBA ref
Mijn morele kompas van zorg en altruïsme heb ik ontvangen via de intuïtieve soort-egoistische zorg die ik ontving van mijn ouders.