Ik gebruik mijn zintuigen voornamelijk om in de buitenwereld mijn weg te vinden.

Ik gebruik de input om met mijn brein, met alles wat ik weet over die buitenwereld, een conceptuele, verinnerlijkte perceptie van mijn buitenwereld te kunnen vormen. Om vanwaaruit een veiligheidsbesef te krijgen. En daarnaar te handelen.Voelt het veilig, ziet er er veilig uit, klinkt het veilig, smaakt het veilig, ruikt het veilig? Volgens mijn eerdere veiligheidservaringen.

Deze vorm van beveiliging gaat uit van wat mijn denken doet met de ruwe waarneming. Gebaseerd op ervaringen uit mijn verleden. Nu weet ik dat mijn mind de waarneming filtert en vervormt. Voor mijn veiligheid dus best een risico. Heb ik door trauma bepaalde filters gecreëerd dan is mijn veiligheid al in het geding. Wat te doen?

Wat als ik de input als ruwe data, dus ongefilterd door het brein kon waarnemen. De zintuigen gebruiken als de originele input. Dat ik kon voelen of het ok is of niet ok zonder tussenkomst van de mind. Dat vraagt en bewuster voelen. Voelen dat niet determineert, labelt, benoemt, ordent. Maar voelen hoe het voelt. Het echte voelen. Van binnen. Dat vraagt aandacht op een andere manier.

Als dit echte voelen bij mij onderontwikkeld is of geheel niet toegankelijk dan kan ik alleen maar ‘schijnvoelen’, ‘denkvoelen’ via de filters van mijn trauma. Ik zal dus bewust moeten oefenen met dat andere voelen. Om veiligheid van binnen te kunnen ervaren op dierlijk niveau. Om een direct voelen te ervaren in plaats van indirect voelen.

 

Soms is het indirecte voelen gebaseerd op de reactie van anderen. dat is een stapje verder weg dan het denkvoelen.